Waarnemingen in 2015

Het gele gevaar

Op 4 juli 2015 ontdekten een paar collega’s van de Plantenwerkgroep Breda niet eerder geziene gele composieten aan de singel ter hoogte van de Koepel.
Het waren er flink wat en duidelijk was dat het een soort havikskruid moest zijn.

Gele composieten worden zelfs door ervaren botanisten beschouwd als ‘het gele gevaar’, vanwege de moeilijkheidsgraad van determinatie.
Het geslacht havikskruid is van die moeilijke groep, weer de moeilijkste.
Dat bleek ook nu weer, want na verzending van materiaal naar de landelijk specialisten van FLORON, kwam na een half jaar de uitslag: weidehavikskruid
(Hieracium caespitosum).
Het landelijk team had alles uit de kast moeten halen.

De soort komt in Brabant bijna niet voor en is voor Breda in ieder geval een nieuwe plant.

De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Hieracium’ betekent ‘havik’.
Volgens de geschiedschrijver Plinius zouden de haviken hun ogen scherpen met het melksap van deze planten.
Anderen houden het erop dat de plant groeit waar ook de havik broedt.
De soortaanduiding ‘caespitosum’ betekent ‘zodevormend’ en dat is een terechte naam, want ook de Bredase plant beslaat een behoorlijk oppervlak door ondergrondse uitlopers.

Prachtriet

Er bestaat een nieuwsbrief over exoten en die heet ‘Kijk op exoten’, echt waar. Dit kunt uzelf nagaan op internet.
Die nieuwsbrief gaat niet over menselijke vluchtelingen, eigenlijk alleen niet over mensen, maar verder over alles wat leeft en groeit en uit den vreemde komt.
Je kunt je op die nieuwsbrief gratis abonneren, en schrijver dezes is dat, en daarom weet hij dat in de laatste nieuwsbrief van januari 2016 het geslacht prachtriet (Miscanthus) wordt gesignaleerd als mogelijk invasief.

In verschillende landen worden een paar soorten prachtriet al als invasief bestempeld.
In Nederland is men benieuwd of er zich soorten ook door zaad uitbreiden.

Op 8 november 2015 bij de straat Roskam troffen we prachtriet aan dat we gedetermineerd hebben als Miscanthus sinensis.
In het artikel in de al genoemde nieuwsbrief wordt gewaarschuwd dat er diverse soorten en kruisingen zijn en goede determinatie op dit moment alleen door specialisten kan plaatsvinden. We maken dus een voorbehoud voor onze naamgeving.

Het prachtriet is een grassoort uit Azië. Er zijn heel veel cultuurvariëteiten in de handel.

De geslachtsnaam ‘Miscanthus’ betekent ‘bloem op steel’.
De bloemaartjes zijn gesteeld.
De soortaanduiding ‘sinensis’ betekent ‘Chinees’.

Onooglijk

Op 25 september zagen wij bij de Binnenhil onder een balkon allerlei omgevingsvreemde planten staan.
De soorten die daar groeiden zitten als zaad in mengsels voor vogels. Hier woonde duidelijk een vogelliefhebber.

Een van de planten die we daar na nogal wat zoekwerk denken thuisgebracht te hebben is de Argentijnse amarant (Amaranthus standleyanus).
Het is een eenjarige plant die in Nederland verspreid voorkomt.
Zoals de naam al aangeeft komt de plant uit Zuid-Amerika.

Alle amaranten missen een bloemdek waardoor ze ook in de bloei een onooglijk uiterlijk hebben.
Een uitzondering vormen een paar soorten die knalrood zijn, zoals de kattenstaartamarant (Amaranthus caudatus) die een tijdje geleden in deze rubriek is gepresenteerd.
Toch zijn het nuttige gewassen, want vruchten en bladeren worden gegeten.

De betekenis van de geslachtsnaam ‘Amaranthus’ betekent ‘onverwelkbaar’ en dat slaat op de bloemen.
Dat klopt ook wel, ze zijn klein en stijf en blijven na de bloei zitten.
De soortaanduiding ‘stanleyanus’ komt van Paul Carpenter Standley (1884-1963), Amerikaans botatanist en amarant-autoriteit.

Schildpadbloem

Op 29 september bij de Burgtse Dreef zagen we een flinke populatie schildpadbloemen (Chelone obliqua).
De platte bloem is een beetje opgeblazen, waardoor een schild en bekje ontstaan.
Met wat fantasie kun je er een schildpad in zien.

De plant is oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika en behoort tot de weegbreefamilie. 
De plant houdt van een vochtige bodem en verdraagt halfschaduw.
Daar stond hij onder de bomen met een sloot in de buurt, dus zijn leefklimaat is prima daar.

De geslachtsnaam ‘Chelone’ betekent ‘schildpad’.
De soortaanduiding ‘obliqua’ betekent ‘scheef’. Mogelijk slaat dat op de scheve hoek waarmee de bloemen op de steel staan, schuin omhoog gericht.

Kattenstaartamarant

Op het kerkhof Lichtenberg bij Bavel stond op 21 september de kattenstaartamarant (Amaranthus caudatus) te bloeien; duidelijk verwilderd op die plek.

De kattenstaartamarant komt oorspronkelijk uit tropisch Amerika, maar zijn precieze afstamming is niet duidelijk.
Men denkt dat de basterdamarant (Amaranthus hybridus) in ieder geval een voorouder is.
Een onduidelijke afstamming komt meer voor bij oude cultuurgewassen, want dat is de deze amarant met nog een stel andere amarantsoorten.
De indianen in de Andes aten de bladen als groente en gebruikten de zaden als graan.
Tegenwoordig worden amarantsoorten in toenemende mate grootschalig geteeld, ook buiten het oorspronkelijke herkomstgebied: o.a. in India, China, Filipijnen.

De betekenis van de geslachtsnaam ‘Amaranthus’ betekent ‘onverwelkbaar’ en dat slaat op de bloemen.
Dat klopt ook wel, ze zijn klein en stijf en blijven rood gekleurd om de zaden zitten.
De soortaanduiding ‘caudatus’ betekent ‘staart’.

Pompoen

Met regelmaat zien we voedselplanten in de publieke ruimte in de stad.
Tomaat veelvuldig, aardappel, aardbei, graan, appelbomen, recent zelfs een perzik.

Nieuw is de pompoen (Cucurbita pepo) op 25 september in de Okeghemlaan.
De plant komt oorspronkelijk uit subtropische Noord-Amerika en behoort tot de komkommerfamilie.
De soort is zeer vormenrijk en het is bijna niet te geloven dat al die vormen tot een soort behoren.

De pompoen kan aanspraak maken op de titel ‘oudste voedingsgewas’.
Er zijn in Mexico resten gevonden van 10.000 jaar oud van pompoenen bij bewoning.
Men vermoedt dat de vruchten eerst werden gekweekt om de pitten.

De betekenis van de geslachtsnaam ‘Cucurbita’ voert zeer ver terug.
Het deel ‘bita’ is nog wel simpel want betekent ‘rond’.
Het deel ‘cucur’ loopt via het Frans, Latijn, Grieks, Semitisch door het Soemerische ‘ukuš’.
Dat betekent komkommer. Ons woord ‘komkommer’ en ‘courgette’, stamt er ook van af.
De letterlijke betekenis is dus ‘ronde komkommer’.

De soortaanduiding ‘pepo’ betekent ‘ meloen’.
De naamgever Linnaeus kampte op het moment van de wetenschappelijke naamgeving aan de pompoen kennelijk even met een dipje. 

Het Nederlandse woord ´pompoen´, u raadt het al, komt van ´pepo´, dat dus ´meloen´ betekent.
Het woord ´pepo´ heeft de oorspronkelijke betekenis ´rijp´, dan wel ´gekookt´.
Ook in het Nederlands is sprake van ´verlegenheidsnaamgeving´.

Primeur

In deze rubriek geven we voorrang aan planten die nieuw zijn voor Breda.
De plant die we op 16 september in de Ronde Vore zagen is zelfs nieuw voor Nederland als stadsplant.
Het is een ijsbloem, ook wel middagbloem genoemd (Delosperma cooperi).

Hij behoort tot de IJskruidfamilie (Aizoaceae).
Dit is een grote plantenfamilie met 1900 soorten, die bijna uitsluitend in Zuid-Afrika voorkomt.
De plant is goed aangepast aan het stedelijk milieu want verdraagt vorst en hoge temperaturen en vraagt weinig onderhoud.
Losse blaadjes gaan vanzelf wortelen.

Een aantal soorten uit deze familie is al ingeburgerd in landen aan de Middellandse Zee en Amerika.

De geslachtsnaam ‘Delosperma’ betekent ‘met goed herkenbare zaden’.
De soortaanduiding ‘cooperi’ eert James G. Cooper, een 19de-eeuwse geoloog en ornitholoog uit de USA.
De Nederlandse naam ‘ijsbloem’ slaat op de glasharen op de bladeren die glinsteren als ijskristallen.
De naam ‘middagbloem’ slaat op de het tijdstip waarop de bloem opengaat.

Exotissima

Soms sta je paf als je een nieuwe bloem ziet. Zo vreemd, zo mooi, nog exotischer dan exotisch: exotissima !
Dat overkwam een van de stadplantenzoekers op 30-10-15 in de speeltuin bij de  Rietsemalaan.

De plant in kwestie blijkt de paddenlelie en is ook bekend onder de naam armeluisorchidee.
De wetenschappelijke naam is Tricyrtis formosana, er zijn meer soorten, maar de Tricyrtis formosana is het makkelijkst te telen.
Op de vindplaats is moeilijk uit te maken of de plant daar per ongeluk terecht is gekomen of daar geplant is.
Verwilderd was hij daar wel.

De plant komt oorspronkelijk uit de vochtige bossen van Japan en Oost-Azië.
Hij behoort tot de lelieachtigen.

De geslachtsnaam  ‘Tricyrtis’ betekent ‘drie bulten’ en slaat op de drie halfronde honingklieren in de bloem.
De soortaanduiding ‘formosana’ betekent ‘uit Formosa, nu Taiwan.
‘Formosa’ betekent overigens ‘prachtig’ en is hier als naam dus dubbel op zijn plaats.
De Nederlandse naam ‘paddenlelie’ slaat op de spikkels op de bloem die de naamgever blijkbaar aan een paddenhuid deden denken.
‘Armeluislelie’ spreekt voor zich, hoewel deze plant beslist niet algemeen is.
Een voor fijnproevers, roept de kweker.

Gespaard

De etappe van de Climate Miles op 5 november van Breda naar Essen liep via de straat Roskam in Princenhage.
Aan die straat ligt een klein natuurterrein dat pas was gemaaid.
Daar zagen we dat de maaiers een fors gras gespaard hadden: pampasgras (Cortaderia selloana).
Je ziet het veel in wat grotere tuinen.
In Nederland is het verwilderd op een tiental plaatsen aangetroffen.

Het Nederlandse woord ‘pampa’ komt via het Spaans van het Indiaans (Quetcha) en betekent ‘vlakte’.
De meervoud-s in de eigennaam moet berusten op een vergissing van de naamgever.

De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Cortaderia’ betekent ‘snijden’.
De soortaanduiding ‘selloana’ is een vernoeming naar Friedrich Sello, een Duitser die in Zuid-Amerika vele planten verzamelde.

Karmozijnbessen

In Breda komen we heel vaak de Oosterse karmozijnbes (Phytolacca esculenta) tegen.
De bloemen daarvan zijn wit en de trossen blijven overeind staan, ook met vruchten. Zie foto’s.

De Westerse karmozijnbes (Phytolacca americana) is veel zeldzamer.
Op 22 oktober zagen we er een paar in de Akkerstraat in Ulvenhout. De bloemen zijn roze, de trossen hangen. Zie de foto’s.

Hoewel de twee soorten dus nogal verschillen, menen sommigen toch dat het om één vormrijke soort gaat.

De geslachtsnaam ‘Phytolacca’ betekent ‘verfplant’ vanwege de bessen die als kleurstof worden gebruikt.
De soortaanduiding ‘esculenta’ betekent ‘eetbaar’.

De ene soort komt uit Oost-Azië, de andere uit Noord-Amerika. U weet vast welke.

Warme wolfsmelk

De wolfsmelk (Euphorbia myrsinites) komt uit het warme Middellandse-Zeegebied.
Op 25 september aan de Tweeschaar vonden we een aantal zaailingen op straat van een forse plant in een tuin aldaar.
De eigenaar wist de naam van de plant ook niet, maar dat hij bij de wolfsmelkfamilie hoorde was ons wel duidelijk.
Na wat gezoek vonden we de naam, alleen de wetenschappelijke, een Nederlandse heeft hij niet.
De Engelse naam is  ‘broad-leaved glaucous spurge’ , letterlijk te vertalen als : ‘breedbladige blauwe wolfsmelk’ hetgeen een adequate weergave van het uiterlijk van de plant is.
Hij lijkt wel op een vetplant.

Op een tiental andere plaatsen in Nederland is de plant eveneens verwilderd aangetroffen.
Voor de wetenschappelijker geslachtsnaam ‘Euphorbia’ zijn twee verklaringen die heel goed in elkaars verlengde kunnen liggen: a) het is de naam van lijfarts Euphorbus van de koning Juba van Mauretanië. b) afgeleid van ´eu´ dat is ´goed´ en ´pherboo´ dat is ´voeden´.
De soortaanduiding ‘myrsinites’ betekent ‘gelijkend op myrthe’.

Zoals alle wolfsmelkachtigen is ook deze plant giftig. Hij veroorzaakt huidirritatie en het melksap is ronduit gevaarlijk bij oogcontact.

Lekker ouderwets

Vroeger had je floxen in veel burgertuinen en in elke boerentuin.
De bloem is sterk, geurt lekker en bloeit lang, trekt vlinders aan en is een goede snijbloem.

De ouderwetse flox is de Phlox paniculata en heeft de vreemde officiële Nederlandse naam ‘herfstsering. 
Hij  behoort tot de vlambloemfamilie en is afkomstig uit Noord-Amerika.

De bloem op de foto werd in de Ronde Vore op 16 september gezien.
Het is een nieuwe soort voor Breda.

De geslachtsnaam ‘Phlox’ betekent ‘vlam’.
Een aantal soorten heeft een vlammend rode kleur.
De soortaanduiding ‘paniculata’ betekent ‘pluim’  .

Snijbiet?  Snijbiet!

Al enige jaren komen we een vreemd soort gekleurde sla tegen in Breda.
Bijna altijd in brandgangen en nooit bloeiend.
Die plaatsen hebben we genoteerd als plekken om naar terug te gaan om de plant bloeiend aan te treffen.
Dat is niet gelukt.

Het blad van een paar planten bij het Heksenwiel op 20 september ziet er echter dermate karakteristiek uit dat determinatie met wat priegelen op internet toch mogelijk bleek.
Snijbiet! (Beta vulgaris ss vulgaris).

Een vergeten groente meldt een rubriek op het internet.
In Zuid-Europa is de groente nooit vergeten en is daar al sinds de Oudheid in cultuur.
Internationaal staat de plant ook bekend als ‘red chard’ .

Weer een prairieplant

De geluidswal te Bavel heeft al voor heel wat nieuwe soorten stadsplanten gezorgd.
Dat heeft in veel gevallen te maken met de verwildering van ingezaaide soorten.

De prachtkaars (Gaura lindheimeri –ook wel Oenothera lindheimeri) werd op 10 augustus aangetroffen op het noordelijk deel van de wal, dat later is aangelegd en niet is ingezaaid met een bloemenmengsel.
De forse plant, met wel 100 bloemstengels, moet er al een paar jaar staan en is daar al die jaren onopgemerkt gebleven.
Het is een nieuwe soort voor Breda en ook voor Nederland een weinig voorkomende waarneming.

De plant zit tegenwoordig wel in een kwekersassortiment dat met ‘prairieplanten’ wordt aangeduid.
Dat zijn planten die onderhoudsvriendelijk zijn, want je hoeft ze nooit water te geven.
Wordt het te droog voor ze, dan wortelen ze dieper.

In Breda komen we recent meer soorten prairieplanten tegen in de stad.
Vanwege de ‘prairieplantenhype’ lijkt de prachtkaars een nieuwe cultuursoort. Hij is echter al vanaf 1850 bekend in Europa.

De prachtkaars komt uit Noord-Amerika en groeit daar inderdaad op de prairie.
De geslachtsnaam ‘Gaura’ betekent ‘beeldschoon’.
De soortaanduiding ‘lindheimeri’ slaat op Ferdinand Jacob Lindheimer; een Duitser die planten verzamelde in Texas (USA).
De plant behoort tot de teunisbloemfamilie.

Vreemde salie

In de Overakkerstraat stond op 24 augustus tussen tuinmuur en stoep een salie-achtige plant.
Na wat zoeken bleek het de bossalie (Salvia nemorosa) te zijn.

De plant is oorspronkelijk afkomstig uit Midden- en Oost-Europa en West-Azië.
Het is hier ook een tuinplant en er zijn wat cultivars van. I
n de verspreidingsatlas van Floron staan een 30-tal vindplaatsen in Nederland, meestal stedelijk gebied.
Vermeld wordt daar ook dat geen zaadproductie in Nederland bekend is.
De vindplaats in Breda lijkt alleen mogelijk uit zaad.

De geslachtsnaam ‘Salvia’ komt van ‘salvus’= 'gezond.
De soortaanduiding ‘nemorosa’ betekent ‘in bossen groeiend’.
Het Nederlandse woord ‘salie’ is via het Frans aan de wetenschappelijke naam ontleend.
De naam ‘bossalie’ is dus de letterlijke vertaling van de wetenschappelijke naam. Wel enigszins misleidend, want de plant groeit in zijn natuurlijke omgeving op droge rotsige plaatsen.
In het Duits heet hij meer adequaat ‘Steppensalbei’.

Rode duizendknoop

De rode duizendknoop (Persicaria amplexicaulis) is een opvallende tuinplant als hij in de zon staat en de ruimte krijgt.
Op 19 augustus werden een dertigtal exemplaren ontdekt in de Brigidastraat in Bavel, aan de rand van de bebouwde kom. Nog net een stadsplant.
Gelet op het aantal exemplaren moeten ze er al een tijdje staan, maar ze staan in de schaduw en tussen andere planten en vallen dan niet op.

Op de verspreidingsatlas van Floron komen nog vier andere meldingen voor, merkwaardig genoeg alleen in Brabant.

De plant is afkomstig uit de Himalaya en is een goede drachtplant voor bijen.
Kwekers zijn druk bezig allerlei variëteiten te ontwikkelen.

De geslachtsnaam ‘Persicaria’ betekent ‘perzikachtig’ naar de bladeren.
De soortaanduiding ‘amplexicaulis’ betekent ‘stengelomvattend’ en heeft eveneens betrekking op het blad.
De Nederlandse naam ‘duizendknoop’ heeft betrekking op de vele verdikkingen op de stengels die ontstaan door tot een tuitje vergroeide steunblaadjes.

Zwarte hemelsleutel

Van de roze hemelsleutel (Sedum spectabile) wordt gemeld dat hij vaak opslaat uit tuinafval. Zo vinden we die ook vaak.

Helemaal nieuw is de vondst van een zwarte hemelsleutel (Sedum ‘Purple emperor’) op 18 augustus op een plek waar je tuinafval kan verwachten.
Het was op een terrein aan de Koraalstraat dat voor grondopslag wordt gebruikt.

Op internet wordt gemeld:
‘Deze selectie van Graham Gough was het beginpunt van alle donkerbladige Sedums‘.
Blijkbaar hebben we hier te maken met cultuurvariëteit, ontwikkeld in Engeland, die al langer bestaat en nu dus ook verwilderd voorkomt.

Grote aster
 
 

Het geslacht aster kent in toenemende mate nieuwe vestigingen in Nederland. De meeste soorten komen uit Noord-Amerika.

Zo ook de grote aster (Aster macrophyllus) die we op 12 augustus aan de Bavelse laan aantroffen in een groot aantal exemplaren.
Het terrein is een braakliggend stuk na sloop van een dubbel huis een tweetal jaar geleden.
Het hele terrein is toen grondig op zijn kop gezet en niet duidelijk is of de aangetroffen asters zaailingen zijn of planten die op de een of andere manier als vaste plant de verandering hebben doorstaan.
Wel is duidelijk dat de planten tegen een stootje kunnen en zich sterk uitbreiden.
De grote aster is tot nu toe slechts op een paar plekken in Nederland verwilderd aangetroffen.

De geslachtsnaam ‘aster’ komt natuurlijk van ‘ster’ vanwege de stervormige bloemhoofdjes.
De soortaanduiding ‘macrophyllus’ betekent ‘groot blad’.

Tuinlobelia
 

Op 12 augustus viel midden in het Ginneken aan de Bavelse laan, het oog op een drietal plantjes met helblauwe bloemen.
Ze groeiden op de voeg tussen gevel en stoep en stonden midden in de zon.
Het bleken tuinlobelia’s (Lobelia erinus) te zijn.

Deze plant komt oorspronkelijk uit Oost-Afrika, Soedan, Somalië, en groeit daar tussen keien en rotsen.
De plant is dus wel warmte en steen gewend.

Er zijn nog meer soorten lobelia’s in cultuur, maar die komen in hoofdzaak uit de beide Amerika’s.

Lobelia’s behoren tot de klokjesfamilie.

De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Lobelia’ komt van Matthias de l'Obel (1538- 1616), een Vlaming en een beroemd plantkundige uit de 16de eeuw.
De soortaanduiding ‘erinus’ komt van een thans onbekende plant.

 
Meer meisjesogen

In 2014 troffen we meisjesogen aan die waarschijnlijk uit een zaadmengsel kwamen dat voor bijen is bedoeld.
Het was een eenjarige soort: Coreopsis tinctoria.

Op 4 augustus vonden we op de Bavelse laan een andere soort meisjesogen.
Dit keer de vaste plant ‘grote meisjesogen’ (Coreopsis grandiflora).
Duidelijk is dat de plant op de stoep spontaan is uitgezaaid vanuit de naastliggende tuinen.

Die tuinen zijn zeer bijzonder, want rijkbloeiend met allerlei zgn. ‘prairieplanten’.
Dat zijn planten die geen water nodig hebben omdat ze zeer diep wortelen.
Een kweker van dit soort planten woont daar en heeft voor zijn deur in het openbaar groen een prachtige demonstratieplek gecreëerd.
Je ziet er allerlei soorten bijen en vlinders. Hulde!

Borstelkrans

De borstelkrans (Clinopodium vulgare) is een vreemde soort voor Brabant want zijn verspreiding is op kalkrijke bodems: Limburg, de duinen, en langs de grote rivieren.
Op de geluidswal bij Bavel stonden op 9 juli diverse exemplaren in volle glorie te bloeien.
Dat is daar mogelijk omdat er kalkaanvoer is vanuit de kalksteen in de schanskorven. Het zaad is er een aantal jaren geleden gezaaid bij de aanleg van de beplanting.
Dit heeft nog steeds tot gevolg dat we in dit km-hok het grootste aantal stadsplanten vinden: 530 soorten.

De Nederlandse naam ‘borstelkrans’ spreekt voor zich als u naar de detailfoto van de bloem kijkt.
De geslachtsnaam ‘Clinopodium’  betekent ‘voet in bed’. De bloem staat met zijn voet in een bed met zachte haren.
De soortaanduiding ‘vulgare’ betekent ‘gewoon’.

Blazenstruik
Een bezoeker van onze website maakte ons attent op blazenstruiken op het spoorweggebied aan de Liniestraat.
Afgaande op de foto’s die werden meegestuurd, zouden hier zelfs twee soorten moeten staan: de Europese blazenstruik (Colutea arborescens) en de blazenstruik (Colutea x media).
De laatste heeft oranje-bronskleurige bloemen en staat al op de lijst van Bredase stadsplanten. 
De Europese blazenstruik nog niet. De foto’s van deze laatste zijn genomen op 15 juni. 
De plant is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Europa.  
Witte toorts

Op 18 juli stuitten we tijdens de voorbereiding van een Stadsplantenexcursie in Ulvenhout op een toorts op de stoep in de Jachtlaan.
De plant had alle kenmerken van zwarte toorts (Verbascum nigrum): bladeren gesteeld, paars-wollige haren op de helmdraden. Alleen de kleur van de kroonbladen klopte niet: wit. 

Na enig zoeken thuis bleek het om de soort Verbascum chaixii f. album te gaan. Afkomstig uit Zuid-Europa, Balkan en Zuid-Rusland.
Het is een vaste plant die in de handel te koop is.
Het gaat hier om de witte vorm, waarschijnlijk een variant die door kwekers is geselecteerd, en niet ten onrechte want de paarse meeldraden komen zo wel heel mooi uit.

De soort heeft nog geen Nederlandse naam, maar deze vorm zouden we heel goed ‘witte toorts’ kunnen noemen. De originele plant heeft gele bloemen.

De geslachtsnaam ‘Verbascum’ is mogelijk afkomstig van ‘barba’ = baard, vanwege de wollige beharing.

Naschrift:
Op 5 oktober reageerde Rutger Barendse op de determinatie als Verbascum chaixii en meldde dat ook van de zwarte toorts (Verbascum nigrum) een witte vorm bestaat.
Die vorm heeft bladen met een hartvormige voet. De soort Verbascum chaixii heeft een wigvormige voet. Ergo, we hebben hier de witte vorm van de zwarte toorts.

Uiig - 2

Sommige uien zijn moeilijk op naam te brengen.
Op 24 mei troffen we in de berm op Lijndonk bij Bavel de sierui (Allium aflatunense) aan.
Deze ui is synoniem aan Allium hollandicum, zegt een Duitse flora.
Amerikaanse bronnen spreken elkaar tegen.
De ene meldt dat A. hollandicum en  A. aflatunense twee verschillende soorten zijn en de andere bron beschouwd ze identiek .
Omdat de stand voorlopig 2-1 is houden we het maar op A.aflatunense.

Er zijn wat cultuurvariëteiten van bekend. Het is een van de meest aangeplante sieruien.

De bakermat wordt  gezocht in Perzië en Kirgizië.  
De geslachtsnaam ‘allium’ betekent ‘scherp’.
De soortaanduiding ‘aflatunense’ betekent ‘uit de Chinese provincie Aflatun’.

Uiig

Sommige soorten laten zich maar moeilijk op naam brengen.
Dat is voor de Bredase botanist nog moelijker te verteren als hij vermoedt dat het om een nieuwe soort voor Breda/Brabant/Nederland  gaat.
Uien vormen een uitgebreide groep en kwekers kruisen soorten.

Al in 2014 was het oog gevallen op vreemde uien in de Van Bleiswijkstraat, maar toen waren ze al uitgebloeid en niet op naam te brengen.
Dit jaar troffen we ze uiteindelijk bloeiend aan op 7 mei en van die datum zijn ook de foto’s.
Uiteindelijk hebben ze tot eind mei gebloeid.

In de determinatie konden we niet besluiten tot of bochtige look (Allium zebdanense) of bruidsuitje (Allium neapolitanum).
Geen van beide voldeed geheel.

We hebben ons gewend tot twee bollenkwekers met uien in het assortiment.
De een ging voor bochtige look en de ander voor bruidsuitje. Daar wordt men uiig van.

De kweker Nijssen uit Heemstede reageerde in tweede instantie heel beslist, dat het zeker GEEN bochtige look was.
Tja, en daarom presenteren wij met dank aan kwekerij Nijssen als nieuwe stadsui van Breda: de bruidsui.

De geslachtsnaam ‘Allium’ wordt teruggevoerd op een Keltisch woord dat ‘scherp, brandend’  betekend.
De soortaanduiding ‘zebdanense’ betekent  ‘van Zebdani’ een Syrische stad.
De soortaanduiding ‘neapolitanum’ betekent ‘van Napels’.

Pietepeuter

Naarmate mensen langer met natuurstudie bezig zijn, gaan ze zich specialiseren.
Naarmate ze zich langer specialiseren, gaan ze zich meer richten op heel kleine dingen.

Letterlijk heel kleine dingen: kleine plantjes, kleine paddenstoelen of heel kleine kevertjes.

Zo een plantje voor gevorderden is nu aan de orde: de eenjarige hardbloem (Scleranthus annuus ss annuus),
aangetroffen op het industrieterrein Moleneind in de straat Gijzenpad op 15 mei.
De bloemen zijn maar 4 mm en groenwit van kleur.
Op de foto’s lijkt het nog wat maar in werkelijkheid zijn de plantjes maar een paar cm hoog en breed en nogal kroezig zodat de bloemen nog minder opvallen.

Het geslacht behoort tot de anjerfamilie, die wel meer soorten telt met heel kleine bloemen. Die soorten zijn specialisten van arme, droge grond.

De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Scleranthus’ betekent ‘hardbloem’, naar de stugge bloemen.

De soortaanduiding ‘annuus’ betekent ‘eenjarig’.

Wilde oude wijfjes

Al in 2012 maakten we gewag van een paar verwilderende oude wijfjes (Ipheion  uniflorum).
Dit jaar constateren we dat op meer plaatsen. De planten op de foto staan in het Liniekwartier in de Keplerstraat.

De plant is ook bekend onder de oude naam ‘Tristagma uniflorum’.

De bladen ruiken na kneuzing naar ui en ze zijn ook verwant aan die groep planten.

De plant komt van oorsprong uit de pampa’s van Argentinië, maar kan inmiddels als ingeburgerde soort overal in de zuidelijke helft van Noord-Amerika worden gevonden.
Dat inburgeren zou heel goed ook in Nederland  kunnen gebeuren.

De geslachtsnaam ‘ipheieon’ is de antieke naam voor affodil.
De oude geslachtsnaam ‘Tristagma’ betekent ‘met drie honingklieren’. 
De soortaanduiding ‘uniflorum’ betekent ‘met een bloem’.
De Nederlandse naam ‘oude wijfjes’ blijft raadselachtig, hoewel de lichtpaarse zweem van de plant ook wel bij oudere vrouwen gezien wordt, na een nieuw permanentje.

Hangende zegge

De hangende zegge (Carex pendula) komt in Nederland oorspronkelijk voornamelijk in Limburg voor.
Nadat hij ook als tuinplant werd aangeboden, duikt hij hier en daar in Nederland op als tuinvlieder. Ook in de gemeente Breda, want de plant op de foto werd op 6 mei in Bavel aangetroffen.

Het is een plant die van natte grond in loofbossen houdt.
Op precies zo een plek staat hij ook in Bavel.

Op de foto is te zien dat de bovenste aren een afwijkend bruine kleur hebben.
Dat zijn de bloeiende mannelijke aren.
De onderste aren zijn die met vrouwelijke bloemen en daar komen dus ook de vruchten aan.

De geslachtsnaam ‘Carex’ betekent ‘snijdend’ vanwege de scherpe bladrand.
De Nederlandse naam ‘zegge’ verwijst naar hetzelfde want de term ‘zegge’ is verwant aan ‘zagen’.
De soortaanduiding ‘pendula’ betekent ‘hangend’.

Kleine sneeuwroem

Vanuit de tuinen in Breda ontsnappen allerlei kleine bolgewasjes die op het eerste en ook op het tweede gezicht, moeilijk uit elkaar zijn te houden.

Op 3 april stonden er een paar kleine blauwe bloemen in de Akkerstraat die we mede vanwege het formaat (10mm doorsnee) als kleine sneeuwroem (Chionodoxa sardensis) hebben bestempeld.
De verwante grote sneeuwroem heeft bloemen die tweemaal zo groot zijn.

De plant komt oorspronkelijk uit de bergen van West-Turkije en wordt tot de stinsenplanten gerekend.

De geslachtsnaam ‘Chionodoxa’ betekent ‘sneeuwroem’. 
De soortaanduiding ‘sardensis’ betekent afkomstig uit Sardis.
Sardis was de hoofdstad van het oude koninkrijk Lydië, rond 500 v.Chr., in West-Turkije. Het is nu een ruïnestad.

Prachtframboos

De prachtframboos (Rubus spectabilis) staat in Princenhage op een paar plekken in plantsoenen.
Van daaruit is hij hier en daar verwilderd en werd hij op 4 april aangetroffen in de buurt van de Witmakersstraat.

Tot onze verrassing blijkt de plant gewoon tot de Nederlandse flora te behoren.
Het is een stinsenplant die dus vooral van oorsprong op landgoederen voorkomt, zoals een van de auteurs mocht waarnemen op het landgoed Boekesteyn bij Bussum.

De plant komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika. De vruchten worden ongeveer tweemaal zo groot als de gewone framboos en zijn goed eetbaar.

De geslachtsnaam ‘Rubus’ betekent ‘rood’.
De soortaanduiding ‘spectabilis’ betekent fraai. 
Het Nederlandse woord ‘framboos’ is ontstaan uit ‘braambes’, waarvan ‘braam’ de betekenis ‘doornig’ heeft en ‘bes’ is ontstaan uit ‘bezie’ dat ‘kleine vrucht’ betekent.
Beide woorddelen zijn zeer oud en komen in varianten in alle Europese talen voor.

PS. Op 16 juli waren we weer op landgoed Boekesteyn bij Bussum en daar hingen rijpe prachtframbozen, oranje van kleur met zwarte haren.
Die haren proef je niet, maar verder hield het niet over.
In tegenstelling tot juichverhalen in de literatuur: ‘de vruchten zijn veel groter en smaken heerlijk`, blijken de vruchten in Bussum amper groter dan die van de gewone wilde framboos, die we die middag ook hebben gegeten, en varieert de smaak van laf tot bitter.

Zilverkruiskruid

Op 13 maart werden in de Meent naast de stoep en voor een heg twee grote exemplaren van het zilverkruiskruid (Jacobaea maritima) gezien.
Het is een plant die aan de kusten van de Middellandse Zee zijn thuishaven heeft. In Nederland is het een veel verkochte sierplant.

In zijn thuislanden kan zilverkruiskruid een hoogte van een meter bereiken.
Zijn stelen zijn stijf en houtachtig aan de onderzijde en de bladeren zijn bedekt met lange, grijswitte tot geheel witte haren.
Zoals de meeste kruiskruidige bloeit hij met kleine gele bloemetjes.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, verwijst naar 25 juli.
Dat is de feestdag van Sint Jakobus de Oudere en het moment dat de plant zou gaan bloeien.
Toenemende klimaatsveranderingen hebben die datum ondertussen al met meer dan een maand vervroegd.
Het tweede deel ‘maritima’ betekent 'zee'.

Zoals alle kruiskruiden is deze variant ook giftig vanwege de aanwezigheid van pyrrolizidine-alkaloïde.
Dit is een toxine, die de lever van mens en dier aantast.

In Brabant is het een zeldzame verschijning buiten tuinen met twee waarnemingen op de verspreidingsatlas.
Meestal kun je hem aantreffen in een wat ziltige grond tussen basaltblokken, maar ook tussen de stenen en tegels van een straat wordt hij soms aangetroffen, zoals dus nu ook in Breda.

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda